SARA TEGEMOET
Toen ik door het bos terug naar huis fietste, tjilpte een vogel in het gebladerte hoog boven mijn hoofd: ‘Daar gaat de mevrouw met de te grote maillot.’ Hoe kon die vogel dat in godsnaam weten? Het klopt dat overtollige katoen van mijn wat de Vlamingen zo mooi kousenbroek noemen, rond mijn benen lubberde. Het elastiek bij mijn taille omhoog hijsen hielp even, maar was geen blijvende oplossing. Betekende het dat de krimp daadwerkelijk had ingezet? Ik had altijd XL gekocht, omdat niets zo vreselijk is als een te kleine maillot, waarvan het kruis in de luchtledigheid tussen je benen zweeft. Met de irritatie van een te grote maillot was ik niet bekend.
Juist die ochtend had de gemeenteambtenaar, die de verlenging van mijn paspoort regelde, één wenkbrauw omhooggetrokken, toen ze vroeg of het klopte dat ik één meter vijfenzeventig was, zoals stond aangegeven in het oude bordeauxrode boekje, waarin inmiddels drie grote doorkijkgaten waren geknipt.
Als ik met de hond ga wandelen, rolt de waterige winterzon een eindeloze schaduw voor me uit. Kleiner dan één meter vijfenzeventig? Wat denkt ze wel, die ambtenaar! Ik steek mijn armen langs mijn lichaam omlaag en strek mijn vingers, zodat de grijze beeltenis aan mijn voeten doet denken aan het ijzig lange silhouet van Murnau’s Nosferatu.